Jacob Matijsz Oosterlingh toont zijn schepen (1682)

Edam staat bekend als de “kaasstad”. Maar in de 16e eeuw dreef de economie van Edam voor een groot deel op de scheepsbouw. Er werd veel in hout gehandeld nodig voor de scheepsbouw. De meest werven lagen langs het Oorgat, dicht bij de Zuiderzee. Rond 1560 telde de stad 28 werven. Door het dichtslibben van de haven en de verbinding naar zee werd het voor de Edamse scheepsbouwers steeds moeilijker om nog zeewaardige schepen te bouwen. Van de 92 schepen die Jacob Ossterlingh in zijn loopbaan heeft gebouwd is het merendeel dan ook bestemd geweest voor de vaart op de Zuiderzee en de binnenvaart. Er waren ook een groot aantal waterschepen bij. Die schepen hadden een bun gevuld met water, waardoor de gevangen vis levend aan wal kon worden gebracht. Ook waren ze wel gevuld met drinkwater. Uit de Zuiderzee kwam zout water het Waterland in. Drinkbaar water kon je dus niet zo maar uit de sloot halen. Daarom werd zoetwater uit Oost-Nederland door waterschepen naar West-Nederland gebracht. Daar had je dus veel schepen voor nodig.

Objectgegevens
Objectnummer: SK-OV-03332
Techniek: olieverf op doek
Afmetingen: h. 115 x b. 299 cm
Datering: 1682